Binnen NLP spreken we over 4 basis metaprogramma’s. Deze 4 metaprogramma’s kennen we ook uit de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI). Deze basis metaprogramma’s beschrijven de voorkeuren van iemand op vier dimensies. Door de combinatie van deze 4 voorkeuren resulteert dit in één van de 16 verschillende persoonlijkheidstypes. De basis metaprogramma’s geeft een indicatie van je gedragsvoorkeur en geeft inzicht in het gedrag van anderen.
In 1923 publiceerde Carl Jung het boek ‘Psychologische Typen’. Het was gebaseerd op zijn ervaringen met honderden patiënten en het was een poging om zijn patiënten in categorieën onder te brengen en hun gedrag vanuit hun persoonlijkheid te voorspellen. Jung definieerde 3 paren categorieën waarbij het ene lid van het paar boven het andere lid de voorkeur zou hebben.
De 3 categorieën waren:
- Extravert of Introvert type
- Sensor of Intuitor type
- Thinker of Feeler type
Tijdens de tweede wereldoorlog, bouwden Isabel Briggs Myers en Katharine C. Briggs voort op het werk van Jung en voegden er een vierde categorie aan toe.
4. Judger of Perceiver type
Metaprogramma’s werken op een glijdende schaal. Dat betekent dus dat je niet óf het één óf het ander gebruikt, maar dat je ergens tussen beide opties in zit. Je bent dus niet alleen maar een Introvert type of alleen maar een Extravert type. Ergens tussen beide ligt jouw voorkeur. Waar? Dat is sterk afhankelijk van de situatie waarin je op dat moment verkeert. Je voorkeuren kunnen in elke situatie namelijk anders zijn.
- Extern gedrag: Extravert of Introvert type
- Intern proces: Sensor of Intuitor type
- Interne staat: Thinker of Feeler type
- Adaptatie operator: Judger of Perceiver type
Extern gedrag
Extern gedrag is ‘wat’ we doen of in ons gedrag laten zien als gevolg van het interne proces en de interne staat. Van invloed op het externe gedrag is in eerste instantie of iemand een Introvert of Extravert type is. Je kunt erachter komen door te vragen:
“Als het tijd is jouw batterij op te laden, hoe doe je dat? Geef je er dan de voorkeur aan om met mensen te zijn (E) of om alleen te zijn (I)?”
Intern proces
Intern proces geeft aan ‘hoe’ we iets doen. Als iemand zijn strategieën verandert dan zullen deze interne processen veranderen. Je kunt erachter komen door te vragen:
“Wanneer je een object gaat bestuderen, zou je dan uitsluitend geïnteresseerd zijn in de feiten en de toepassing in het hier en nu (S) of zou je meer geïnteresseerd zijn in de ideeën en de relatie tussen de feiten en hun toepassing in de toekomst (N)?”
Interne staat
Interne staat (stemming) staat voor de emoties die iemand ervaart. Onze stemmingen geven aan ‘waarom’ we iets doen. Door het veranderen van onze onbewuste filters verandert onze interne staat. Je kunt erachter komen door te vragen:
“Als je een beslissing neemt, vertrouw je dan meer op rede en logica (T) of meer op persoonlijke waarden (F)?”
Adaptatie operator
De adaptatie operator of de aangepaste reactie is de reactie die iemand verwacht te gaan geven op het moment dat iets wel of juist niet gebeurt. Het wordt gekenmerkt door ‘wat als’. Van invloed hierbij is bijvoorbeeld of iemand in opties denkt of juist in procedures.
Je kunt erachter komen door te vragen:
“Wanneer je samen met anderen aan een project gaat werken, zou je er dan de voorkeur hebben voor een uitgewerkt en gedetailleerd plan (J) of geef je er de voorkeur aan flexibel met dit project om te kunnen gaan (P)?”